MST Reumacentrum Twente boekt uitzonderlijk goede resultaten

Reumacentrum Twente, onderdeel van MST in Enschede, slaagt erin om voortdurend de zorg voor reumapatiënten te verbeteren. De resultaten van behandelingen in Reumacentrum Twente zijn uitzonderlijk goed, zo bleek tijdens het jaarlijkse Europese Reumatologie congres (EULAR) in Rome.

MST kon laten zien dat bijna 80% van patiënten met reumatoïde artritis na 6 maanden geen klachten of verschijnselen van de ziekte meer heeft. Dit zogenoemde remissiepercentage is bijzonder hoog: tijdens hetzelfde congres bleek dat toonaangevende internationale reumacentra momenteel een remissie van 60% halen.

Bij de behandeling wordt gebruik gemaakt van regulier ter beschikking staande medicatie. Toch zijn de resultaten wezenlijk beter dan gemiddeld.

De basis voor dit succes is de continue verbetercyclus die bestaat uit:
– Regelmatige meting van de behandeleffecten
– Door middel van een elektronisch patiëntendossier delen van de beschikbare informatie
– Verbetering van behandelschema’s op basis van de resultaten
In 2006 is Reumacentrum Twente met het verbeterproject “remissie inductie” begonnen. Bij aanvang van het project bedroeg het remissie percentage nog slechts 35%. Bij de tussentijdse evaluatie in 2010 was het remissie percentage al gestegen naar 60% en bij de laatste evaluatie, die gepresenteerd is tijdens het EULAR congres in Rome, bedroeg het remissie percentage dus 80%.

Beter voor patiënt en maatschappij
De verbetering van de zorg voor patiënten met Reumatoïde Artritis is van groot belang, in de eerste plaats voor de patiënten die lijden aan deze ziekte, maar ook voor de maatschappij. Hiermee zorgen wij er namelijk voor dat patiënten gewoon aan het werk kunnen en volwaardig participeren in de maatschappij.

Het project “remissie inductie” werd uitgevoerd door MST Reumacentrum Twente in samenwerking met de Universiteit Twente.

Het bericht MST Reumacentrum Twente boekt uitzonderlijk goede resultaten verscheen eerst op Informedics – medische informatie online.

Kankercentrum ontvangt 3,6 miljoen dollar voor e-sigaret onderzoek

Het Amerikaanse Moffitt Cancer Center in Tampa ontvangt 3,6 miljoen dollar van gezondheidsorganisaties om de effecten van het gebruik van elektronische sigaretten te onderzoeken.

Dit onderzoek duurt 5 jaar en richt zich hoofdzakelijk op de vraag: Hoe effectief is de e-sigaret als middel om te stoppen met roken. Uitvoerend wetenschapper is dr. Thomas Brandon, hoofd van Moffitt’s Tobacco Research and Intervention Program, en zijn team.

Ook in Canada, aan de McGill University te Montreal, vindt een vergelijkbaar onderzoek plaats. Dr. Eisenberg, professor in de geneeskunde en hoofd van de Cardiovascular Health Services Research Group, en zijn team bestuderen in Montreal de effectiviteit van stoppen met roken medicijnen. De e-sigaret is nu ook bij zijn onderzoek betrokken. “Hoewel we nog niet met zekerheid kunnen stellen dat de e-sigaret een doeltreffend stopmiddel is, is deze in ieder geval een veiliger alternatief voor de sigaret” zegt dr. Eisenberg. In Groot Brittannië wordt de e-sigaret overigens al enige tijd succesvol ingezet als middel om het roken af te leren.

De Esigbond juicht dergelijke onderzoeken toe en vertrouwt erop dat de uitgangspunten en gehanteerde onderzoeksmethoden de toets der kritiek kunnen doorstaan. Volgens de bond zijn er reeds te veel onderzoeksresultaten gepubliceerd waarbij achteraf is gebleken dat er gebruik is gemaakt van onrealistische testopstellingen. De Esigbond stelt dat wet- en regelgeving omtrent de e-sigaret, welke uiteraard mede gebaseerd is op resultaten van wetenschappelijke onderzoek, gestoeld moet zijn op waarheidsgetrouwe meetresultaten. Wetgeving mag nooit tot stand komen doordat beleidsmakers op het verkeerde been zijn gezet door verkeerd uitgevoerde onderzoeken.

De Nederlandse overheid legt meer beperkingen op aan de e-sigaret dan aan de tabakssigaret. Toch heeft er een kentering plaats. Gezondheidsorganisaties omarmen de e-sigaret voorzichtig in de strijd tegen tabak. Recent nam gebruikersorganisatie Acvoda op uitnodiging van Alliantie Nederland Rookvrij deel aan een constructief gesprek met het Longfonds, KWF en de Hartstichting. Besproken werd welk potentieel de e-sigaret heeft in de schadebeperkende strijd tegen tabak.

Naast gezondheidsorganisaties mag nu ook van de overheid meer vertrouwen in de e-sigaret worden verwacht. Zeker nu de wetgever in het ‘Tijdelijk warenwetbesluit elektronische sigaret’ heeft bepaald dat bij de productie van de benodigde vloeistof uitsluitend zuivere ingrediënten zijn gebruikt en er behalve nicotine, uitsluitend ingrediënten zijn gebruikt die zowel in verhitte als in onverhitte toestand niet gevaarlijk zijn voor de gezondheid van de mens.

Voorstanders van de e-sigaret wijzen er op dat te strenge wet- en regelgeving en/of een onjuiste voorstelling van zaken in de publiciteit rokers ontmoedigen om de overstap naar dit product te maken. De e-sigaret is volgens de voorstanders een product dat zeker kan helpen in de strijd tegen tabaksgebruik.

Het bericht Kankercentrum ontvangt 3,6 miljoen dollar voor e-sigaret onderzoek verscheen eerst op Informedics – medische informatie online.

Overweldigende respons zorginstellingen bij verbetering verpleeghuizen

151 voorstellen om de kwaliteit van Nederlandse verpleeghuizen te verbeteren, zijn door cliëntenraden en zorgverleners positief beoordeeld. De zorglocaties achter deze voorstellen krijgen van het ministerie van VWS de ruimte om verder te werken aan goede zorg door de ogen van de cliënt en het schrappen van administratieve rompslomp. Staatssecretaris Martin van Rijn (VWS) riep op tot het insturen van de voorstellen in het kader van zijn plan ‘Waardigheid en Trots’, om de kwaliteit van verpleeghuizen te verbeteren.

In totaal hebben de voorstellen betrekking op zo’n 670 locaties. In ‘Waardigheid en Trots’ was nog uitgegaan van 200 locaties. Van Rijn: ‘Wanneer vertegenwoordigers van cliënten en professionals mij vertellen hoe de verpleeghuiszorg beter kan, spat het enthousiasme ervan af. “Geef ons de ruimte!”, hoor ik dan. “En schrap alle formulieren die niets zeggen over wat de wensen van een cliënt zijn”. Dat is dus nu de weg die we inslaan, ik verwacht er erg veel van.’ De voortgang van de voorstellen is te volgen op www.langdurigezorg.nl.

Beoordeling plannen door cliëntenraden
De voorstellen van de instellingen zijn beoordeeld door leden van cliëntenraden, professionals in de zorg en medewerkers van de leden van de Taskforce Kwaliteit Verpleeghuiszorg. Ze zijn geselecteerd omdat ze bijdragen aan de verbetering van de kwaliteit van zorg, gezien door de ogen van de cliënt, of vanwege voorstellen voor het wegnemen van regels die niets toevoegen. Uiteindelijk hebben de 151 betrekking op ruim 670 locaties, aanzienlijk meer dan de 200 locaties die waren verwacht. Dit resultaat tekent wat Van Rijn betreft hoe groot de ambitie van de zorgsector is.

Waardigheid en trots
Van Rijn presenteerde op 11 februari jongstleden zijn plan ‘Waardigheid en trots, liefdevolle zorg voor onze ouderen’ als startpunt om de ouderenzorg in Nederland te verbeteren. Speerpunten daarbij waren kwaliteit door de ogen van de bewoner, de deur wagenwijd open voor mantelzorgers, trotse zorgverleners en ruim baan voor goede verpleeghuizen met ambitie. VWS heeft de Taskforce Kwaliteit Verpleeghuiszorg ingesteld om samen met de sector te werken aan deze visie voor de verpleeghuiszorg. Naast het ministerie bestaat deze Taskforce uit NPCF, LOC, V&VN, Verenso, ActiZ, BTN, ZN, het Zorginstituut en de IGZ.

Hervorming langdurige zorg
De hervorming van de langdurige zorg is er op gericht de kwaliteit, houdbaarheid en betrokkenheid van de bij de langdurige zorg te versterken en te verbeteren. Dat doen we door de bij de ondersteuning thuis meer rekening te houden met persoonlijke omstandigheden en versterking van de wijkverpleging. Maar ook door bij de instellingszorg meer rekening te houden met de specifieke zorgvraag per cliënt en niet alleen te ‘zorgen voor’, maar ook te ‘zorgen samen’ met familie en vrienden.

Het bericht Overweldigende respons zorginstellingen bij verbetering verpleeghuizen verscheen eerst op Informedics – medische informatie online.

Bouwwerkzaamheden nieuwe ziekenhuis MST afgerond

Vandaag is het nieuwe ziekenhuis van MST opgeleverd. De aannemerscombinatie Dura Vermeer en Trebbe en de installatiecombinatie Croon, Unica en Wolter en Dros hebben de bouwwerkzaamheden afgerond en dragen nu het nieuwe gebouw officieel over aan MST. Ook ontwerper van het nieuwe ziekenhuis Harry Abels van IAA Architecten, is hierbij een belangrijke partij omdat hij gedurende de bouw volop betrokken is geweest.
Na ongeveer 3 jaar bouwen kan MST nu starten met de inrichting en het gebruiksklaar maken van het nieuwe onderkomen. Van 7 tot en met 10 januari 2016 wordt er dan verhuisd. Alle medewerkers van MST worden het aankomende half jaar voorbereid op de verandering van werkprocessen om zo de zorg (verder) te verbeteren.

Nieuwbouw MST Enschede
Vanaf juni 2012 is gebouwd aan het nieuwe ziekenhuis. De contractueel afgesproken bouwtijd was gesteld op 38 maanden, met 31 juli 2015 als opleverdatum. Op het hoogtepunt van de werkzaamheden (zo rond de periode dat de ruwbouw zijn voltooiing naderde en de afbouw begon), waren er drie- tot vierhonderd bouwers en monteurs op het terrein aanwezig. In totaal was er werk voor duizend manjaren.
Door de medewerking van al deze mensen is de bouw gereedgekomen binnen de afgesproken planning. Bovendien is de bouw gerealiseerd binnen het daarvoor afgesproken budget. Dit komt onder andere doordat de nieuwbouw is uitgewerkt in een bouwteam. MST, de architect en de aannemers-combinaties hebben de samenwerking in een vroeg stadium opgestart. Men zat al heel snel met elkaar rond de tafel, zaken werden vroegtijdig met elkaar afgestemd zodat de bouw uiteindelijk efficiënter kon worden uitgevoerd.
Enkele onderdelen zijn door MST later in opdracht gegeven. Hiertoe behoren de afbouw van het restaurant en de keuken op de begane grond en de bouw van het nieuwe Stiltecentrum. De afbouw daarvan loopt nu nog door maar is gereed voor de verhuizing.

Bouwende partijen
De bouw is in 2012 opgedragen aan de voor deze gelegenheid opgerichte combinatie van bouwkundig aannemers Dura Vermeer Hengelo en Trebbe Bouw en de combinatie van installatietechnisch aannemers Croon, Unica en Wolter en Dros. Voor de uitvoering is de aannemerscombinatie een samenwerking aangegaan met Goossen Te Pas bouw. Het bouwkundig ontwerp is van Harry Abels van IAA Architecten. Het gebouw is zo ontworpen en gebouwd, dat het door voorzieningen en uitstraling een positief effect zal hebben op het welzijn van de patiënten en bezoekers die er verblijven. Dit noemt men ‘Healing environment’. Het gebouw heeft daarbij passend lichte kleuren, met op zoveel mogelijk plekken uitzicht naar buiten en een vriendelijke uitstraling.

Het nieuwe ziekenhuis van MST
Het nieuwe ziekenhuis heeft een oppervlakte van 78.400 m2 en is gerealiseerd op een terrein van 23.000 m2 aan het Koningsplein in Enschede. Middenin het centrum en daardoor uitstekend bereikbaar met eigen of openbaar vervoer.
Het gebouw is innovatief en duurzaam geworden. De energieopwekking maakt gebruik van warmte- en koudeopslag in de bodem, naast allerlei vormen van warmteterugwinning in het gebouw zelf en in de energiecentrale. De grote atria in het gebouw geven niet alleen een ruimtelijk effect. De grote glaspuien vormen als het ware een ‘tweede huid’. Ook dit draagt bij aan het duurzame karakter van het gebouw.

Betere zorg
Door de ingebruikname van het nieuwe ziekenhuis kan MST nog betere zorg bieden. Zo is de gehele derde verdieping gekenmerkt als ‘hotfloor’, een belangrijk onderdeel van het nieuwe ziekenhuis. Hier zitten alle operatiekamers en afdelingen voor intensieve verpleging. Deze afdelingen zijn voorzien van de modernste apparatuur en zijn centraal gepositioneerd in het ziekenhuis, op de derde verdieping, met de verpleegafdelingen erboven en de poliklinieken eronder.
De verpleegafdelingen zijn voorzien van eenpersoonskamers. Eénpersoonskamers bieden meer privacy en de kans op besmettingen neemt af.

Het bericht Bouwwerkzaamheden nieuwe ziekenhuis MST afgerond verscheen eerst op Informedics – medische informatie online.

Unieke opleiding POH speelt in op toekomst huisartsenzorg

Door de vergrijzing en toenemende complexe zorgvraag, hebben huisartsen steeds meer behoefte aan professionele ondersteuning van praktijkondersteuners (POH). CareFirst speelt hierop in door, in samenwerking met Breederode Instituut, een unieke leer/werk opleiding aan te bieden. In een half jaar worden doktersassistenten en verpleegkundigen opgeleid tot POH, waarna zij een contract krijgen, voor een periode van ten minste 2 jaar. Het opleidingstraject start in januari 2016.

Unieke samenwerking
CareFirst en Breederode zijn beiden actief en wel bekend in de gezondheidszorg: CareFirst als gespecialiseerde uitzendorganisatie in de zorg en Breederode als opleider in zorg en welzijn. Dé ideale match voor het aanbieden van dit unieke opleidingstraject met baangarantie!

Breederode, dat nauw samenwerkt met de Hogeschool van Rotterdam, geeft de incompany opleiding tot POH-S op het hoofdkantoor van CareFirst in het midden van het land (Huis ter Heide, gemeente Zeist). Het betreft een full-time opleiding, waarbij theorie en stage worden gecombineerd. Op deze manier kunnen de studenten de opgedane kennis direct in de praktijk toepassen. De POH-opleiding wordt vormgegeven door experts uit het werkveld. Naast onderwerpen als COPD, astma, ouderenzorg en diabetes komen ook onderwerpen aan bod als communicatie, maatschappelijk handelen en samenwerken.

Om alle studenten binnen een half jaar de erkende en geaccrediteerde opleiding te laten behalen, wordt veel aandacht gegeven aan persoonlijke begeleiding. Zodra de opleiding is afgerond, detacheert CareFirst de POH’ers bij huisartspraktijken en gezondheidscentra.

Karin Samplonius-van Markus, Directeur CareFirst: “Door de toenemende vergrijzing in onze samenleving en een versobering van het basispakket hebben wij in Nederland steeds meer te maken met patiënten die regelmatig bij de huisartsenpraktijk aankloppen voor langdurige zorg en behandeling. De praktijkondersteuner ondersteunt en ontlast de huisarts bij het zorgen voor en behandelen van deze patiënten. Het werk van de POH’er is dan ook heel afwisselend en zorginhoudelijk interessant om te doen. CareFirst heeft veel en goede ervaringen met het leveren van flexibel personeel bij huisartsenpraktijken en gezondheidscentra door heel het land. Wij merken een toenemende behoefte aan praktijkondersteuners en verwachten dat wij met deze unieke incompany opleiding hierin kunnen voorzien.”

Het bericht Unieke opleiding POH speelt in op toekomst huisartsenzorg verscheen eerst op Informedics – medische informatie online.

Inwoners Noord Nederland poepen het vaakst

Inwoners van Groningen, Friesland en Flevoland poepen vaker dan andere Nederlanders, meerdere keren per dag. Dit blijkt uit een onderzoek van Winclove onder meer dan 1.000 respondenten. Ook blijkt dat Nederlanders die een hogere opleiding hebben genoten, vaker ontbijten.

Het onderzoek waarin Winclove mensen ondervroeg over hun ontlasting en ontbijtgewoonten, laat een aantal opvallende verschillen zien tussen de provincies. Zo poept meer dan tien procent van de Groningers, Friezen en Flevolanders meerdere keren per dag. Tegelijkertijd poept een op de vijf Friezen minder dan een keer per dag. Friezen zijn hiermee uitschieters. “Dat betekent niet dat de inwoners van Friesland zich zorgen hoeven te maken. Alles tussen de drie keer per dag en drie keer per week is normaal”, aldus Eke Teekens, voedingskundige en Director Healthcare bij Winclove Probiotics.

Opleiding bepaalt ontbijtgewoonte
Opvallend is dat het opleidingsniveau van Nederlanders van invloed is op de mate waarop we ontbijten. Zeven op de tien Nederlanders die alleen de lagere school of VMBO hebben afgerond, ontbijt dagelijks. Acht op de tien Nederlanders met een Havo, VWO of HBO diploma ontbijt iedere dag en meer dan negentig procent van de Nederlanders met een universitaire opleiding begint elke dag met het ontbijt.

Van alle Nederlanders ontbijten Groningers daarbij het vaakst: negen op de tien Groningers ontbijt namelijk elke dag. Friezen ontbijten het minst vaak, slechts zeven op de tien Friezen ontbijt elke dag. Groningers zijn dan ook bewuster bezig met hun voeding en zien daarbij ook het vaakst een verband tussen hun ontlasting en hun eetpatroon, terwijl Friezen dit verband het minste zien. “Het ontbijt wint steeds meer aan populariteit. Het is de belangrijkste maaltijd van de dag en bevorderlijk voor een goede stoelgang. Dat Groningers zich daar bewust van zijn, draagt bij aan een goede gezondheid voor ze.”

Schaamte
Of mensen openlijk over hun ontlasting praten, wisselt sterk per provincie. In Overijssel en Gelderland schaamt bijna een derde van de inwoners zich om over zijn of haar ontlasting te praten, in Noord Holland, Zuid Holland en Utrecht is dat ongeveer een kwart de inwoners. Teekens: “Dit is zonde. Veranderingen of afwijkingen in de ontlasting kunnen belangrijke informatie geven over iemands gezondheid. Het is daarom belangrijk dat mensen ontlasting bespreekbaar maken bij de huisarts.” In Drenthe en Limburg zijn mensen juist behoorlijk open als het om hun dagelijkse behoefte gaat: “Dit kan te maken met het gegeven dat 43 procent van de Drentenaren hun ontlasting ook altijd bekijkt. Dan ben je immers al bewuster bezig met je ontlasting”, aldus Teekens.

Meer over de verschillende soorten ontlasting vind je op onze thema-sites: gele ontlasting, groene ontlasting, zwarte ontlasting en wormen in ontlasting.

Over Winclove Probiotics
Het Nederlandse Winclove Probiotics onderzoekt en ontwikkelt al ruim 20 jaar darmbacteriën, zoals probiotica, voor verschillende soorten aandoeningen. Deze probiotica bevatten zes tot negen zorgvuldig geselecteerde soorten bacteriën. In die hoedanigheid heeft Winclove interesse in gezonde voeding en ontlasting: onze ontlasting bestaat immers voor 50 procent uit darmbacteriën. We dragen 1,5 kilo darmbacteriën met ons mee, en als die uit balans raken kunnen er verschillende klachten en aandoeningen ontstaan. Het kennisinstituut van Winclove gebruikt de kennis van darmbacteriën bij het samenstellen van de hoogwaardige probiotica: Ecologic®.

Het bericht Inwoners Noord Nederland poepen het vaakst verscheen eerst op Informedics – medische informatie online.

Meer dan de helft van Nederland heeft overgewicht

De gemiddelde BMI van Nederlanders is 26,7; 56% van alle Nederlanders heeft overgewicht. Een groot deel van de Nederlanders is ontevreden met zijn gewicht en volgt een dieet om de overtollige kilo’s kwijt te raken. Op korte termijn een goede oplossing, maar op lange termijn is het moeilijk om de kilo’s niet terug te laten komen. Dit blijkt uit marktonderzoek van onderzoeksbureau Multiscope onder 1.011 Nederlandse consumenten.

Nederlanders kampen met overgewicht
Maar liefst 56% van de Nederlanders heeft een Body Mass Index (BMI) hoger dan 25 (overgewicht). Gemiddeld is de BMI 26,7. Zowel bij mannen, vrouwen, laag-, midden- als hoogopgeleiden ligt de BMI te hoog. Alleen 18-34-jarigen hebben een gemiddelde BMI lager dan 25 (24,5), maar ook in deze groep heeft een derde al overgewicht.

Bijna de helft van de Nederlanders heeft een dieet gevolgd
Ruim 40% van de Nederlanders is ontevreden over zijn gewicht. Een groot deel probeert hier wat aan te doen door een dieet te volgen. Momenteel volgt één op de acht Nederlanders een dieet. Daarnaast heeft nog eens een derde in het verleden weleens een dieet gevolgd. Dieetvormen met aanpassing in eetgewoontes zijn het populairst (bv. Sonja Bakker of Dukan). Van de Nederlanders die momenteel niet op dieet zijn, let wel de helft op de lijn.

Diëten op korte termijn effectief
Het volgen van een dieet is effectief op korte termijn. Bijna acht op de tien diëters vielen bij het laatste dieet daadwerkelijk af. Gemiddeld verloren zij 11 kg. Ruim de helft van de diëters stelt altijd een doel wanneer ze starten met het dieet en 43% bereikte dit doel. Wanneer het doel niet bereikt wordt is gebrek aan motivatie de belangrijkste oorzaak. Drie kwart lukt het niet om zich altijd strikt aan de voorschriften van het dieet te houden.

Moeilijk om na dieet op gewicht te blijven
Het blijkt moeilijk om het verloren gewicht na een dieet er ook af te houden. De gemiddelde diëter heeft al vier keer een dieet gevolgd. Uit de vergelijking tussen het huidige gewicht en het gewicht voor het allereerste dieet, blijkt dat slechts een derde blijvend is afgevallen (gemiddeld 12 kg). Een derde is weer even zwaar en een derde is sinds het eerste dieet juist meer aangekomen. Deze laatste groep is gemiddeld maar liefst 13 kg zwaarder.

Het bericht Meer dan de helft van Nederland heeft overgewicht verscheen eerst op Informedics – medische informatie online.